Silvio Berlusconi, Italiaanse Streken van een 'super-Italiaan'.

Silvio Berlusconi, Italiaanse Streken van een 'super-Italiaan'.


Geplaatst op 30 november -0001

Ruim tien jaar volgde ik Sylvio Berlusconi dagelijks. Ik leerde zijn Italiaanse streken kennen en zag vervolgens hoe die helemaal niet zo Italiaanse zijn. 'Italië', zo zei de Italiaanse schrijver Roberto Saviano eens, 'is niet slechter dan de rest van de wereld. Je ziet het er alleen wat beter.'

Wie lang naar Italië kijkt, zoals ik professioneel heb mogen doen, kan daar dus zijn voordeel mee doen. Kan wat beter doorgronden en voorzien wat elders aan de hand is. Ik verzamelde wat ik leerde over populisme, mediacratie, maffia, de functie van schoonheid, esthetiek, ethiek, amoreel familiarisme, lekker eten en het Vaticaan en schreef het op in het boek Italiaanse Streken.

Nu het 120-jarige leven van Sylvio Berlusconi (althans volgens zijn voorspelling) na 86 jaar wankelt en hij is opgenomen in het ziekenhuis, publiceer ik het langste hoofdstuk uit mijn boek Italiaanse Streken (2015) dat bij Prometheus zes drukken beleefde die op enkele tientallen exemplaren zijn uitverkocht op mijn website. Omdat ik denk dat dit hoofdstuk mooi samenvat hoe een wereld op een schijnbaar ontspannen wijze kan worden ondermijnd.

Mocht u naar lezing interesse hebben in het boek dan kunt u contact opnemen via het contactformulier op deze website. 

 

 

 

 

Voor het huis van Silvio Berlusconi in de Via del Plebiscito staan dranghekken, alsof hij nog altijd de premier is. Maar er is wel een opvallend verschil met de jaren waarin de zakenman-politicus op het hoogtepunt van zijn macht was. Er bevindt zich nog maar één auto van de carabinieri geparkeerd, met één agent in de wagen en één ernaast. De bushalte voor zijn huis is sinds zijn aftreden weer in gebruik genomen. En er staat slechts één cameraploeg voor het huis van Silvio Berlusconi. In de videocratie die Italië onder zijn leiding werd, is een veelzeggender teken van groeiende irrelevantie nauwelijks denkbaar.

De afgelopen uren leidde mijn Romeinse wandeling u door de coulissen van de Italiaanse volksaard. Ik heb geprobeerd - daarbij wandelend van symbolische plek naar plek door Rome - het decor te schetsen waarin Berlusconi kon groeien en opereren. Op de stoep voor Silvio’s huis kunnen we ons nu een uurtje met de grote leider zelf bezighouden. En een antwoord zoeken op de vraag hoe hij zo lang de dienst kon uitmaken.

 

*** Cameraman Carlo

Ik spreek het cameraploegje voor Berlusconi’s huis aan. Het zijn Carlo Lombardi (29) en zijn hulp Daniela Cigno (27). Ze hebben alle tijd om met me te praten omdat er weinig gebeurt achter de luiken van het Palazzo Grazioli. De twee vertellen dat ze hun loopbaan tot dusver grotendeels op deze stoep doorbrachten, precies zoals vandaag: postend voor Berlusconi’s huis, hopend op een mooi plaatje van Il Cavaliere. Stiekem dromend van opnamen van jonge vrouwen die ’s avonds laat of ’s ochtends vroeg met gierende vaart de binnenplaats verlieten – al dan niet begeleid door een politie-escorte. De twee cameralieden werken voor La7, de enige enigszins onafhankelijke nieuwszender van Italië, geleid door Enrico Mentana. Deze anchorman presenteerde eerder jarenlang het nieuws van Berlusconi’s zender La5. Maar hij raakte gebrouilleerd met Berlusconi, toen deze zich te veel bemoeide met de uitzendingen.

Cameraman Carlo Lombardi vertelt me deze dag hoe het werkt, dat posten voor het pand van Berlusconi. ‘Ik word geacht hier van elf tot zeven uur ’s avonds te staan, tot een uur voor het grote achtuurjournaal.’ Maar niet elke dag. Hij hoort pas een paar uur van tevoren of ze hem die dag kunnen gebruiken. Vanochtend werd hij uit het bed van zijn vriendin gebeld om als freelancer de dag van demonstraties vanaf deze stoep te verslaan. ‘Gelukkig had ik de liefde al bedreven en had ik dus tijd,’ zegt hij ondeugend, zoals alleen een Italiaan dat kan.

Carlo wordt zoals ongeveer driekwart van zijn collega’s zwart betaald. Tachtig euro per dag voor hem, en vijftig voor zijn hulpje. Dat is de harde achterkant van de Italiaanse televisiewereld die Berlusconi zo veel rijkdom en macht bracht en die de oud-premier jarenlang gebruikte om de Italianen te verleiden met zijn beloftes van een betere wereld. Soms werkt Carlo elke dag, soms maar twee dagen in de maand. ‘Ik ben precario.’ ‘Precario’ (behoeftig) is het woord dat Italianen gebruiken voor werknemers die op nulurencontracten of zwart werken, en die geen zekerheid voor de toekomst hebben. Het is een snel groeiend leger van miljoenen zzp’ers, maar dan veel slechter betaald dan in Nederland. Als Lombardi niet wordt opgeroepen om Berlusconi te filmen, maakt hij roodkapjecocktails in een bar in het centrum, die pas om vier uur ’s nachts sluit. Ook vannacht zal hij er een dienst draaien.

Zijn telefoontje gaat. Elders in de stad blijken de studenten de Ponte Garibaldi over de Tiber te hebben bezet. De ME voert charges uit en gebruikt traangas. De rust was dus maar tijdelijk. Lombardi steunt de studenten in hun strijd om beter onderwijs en een florisantere toekomst. ‘Er is geen uitweg meer. Waar gaat het heen? We hebben een immens gat met die staatsschuld van meer dan 2000 miljard euro.’ Hij vreest dat hij tot zijn vijfenzeventigste of nog langer moet werken, omdat hij geen pensioen opbouwt. Italianen zouden volgens hem samen tegen de misstanden kunnen strijden die de afgelopen twintig jaar zijn ontstaan. ‘Maar ze denken allemaal aan zichzelf. Als we het zelf maar redden.’ Uiteindelijk lopen demonstraties altijd weer op niets uit, zo voorspelt hij. En het cynische is dat hij als cameraman deel uitmaakt van het mediacircus dat deze demonstranten stelselmatig en vakkundig in een verkeerd daglicht stelt: als gewelddadige oproerkraaiers. Precies zoals de nieuwsbazen het willen.

De cameraman weet dat hij het onbetrouwbare mediacircus faciliteert met zijn werk. ‘Dankzij mij en mijn camera kan elke politicus zich als een rockster op tv presenteren, veilig ingekaderd in zijn werkelijkheid van grote palazzi, omringd door bewakers en slippendragers.’ Het is diep triest, zegt hij. Tegenwoordig sturen ze niet eens meer een journalist met de cameraploeg mee. ‘En wij cameralieden worden niet geacht vragen te stellen. Ons werk is gewoon de microfoon openzetten en hem onder de mond van de politicus houden, totdat deze zijn verklaring heeft afgelegd. Geen kritische opstelling.’

De man die deze cultus van de politicus als onbenaderbare rockster, als idool, in Italië uitvond en perfectioneerde is Silvio Berlusconi. Hoe kon hij het zo ver schoppen?

 

*** Una storia mafiosa?

Op 29 september 1936 werd Silvio Berlusconi geboren als zoon van een Milanese bankemployé en een huisvrouw. Het was een middenklassegezin. Silvio was de oudste van drie kinderen. In 1943 vluchtte zijn vader naar Zwitserland om te voorkomen dat hij door de Duitsers als soldaat zou worden ingezet of erger. In die laatste zware oorlogsjaren werd hij opgevoed door zijn moeder die al ’s ochtends vroeg om vijf uur vertrok om te werken. Na de oorlog, toen zijn vader was teruggekeerd, ging Silvio naar een internaat van de salesianen in Milaan. Daar was hij volgens een klasgenoot en latere partijgenoot al het middelpunt van de klas door zijn extroverte vitaliteit. Hij onderscheidde zich door tegen betaling het huiswerk van zijn studiegenoten te maken. Na zijn middelbare school koos hij voor de studie rechten. Zijn rekbare moraal, zijn intelligentie, zijn tomeloze ambitie en zijn liefde voor glitter en glamour openbaarden zich al vroeg. Hij studeerde cum laude af met een bekroonde scriptie over advertentiecontracten, een specialisatie die hem later in zijn bedrijf  Pubitalia –zoiets als de STER in Nederland – nog goed van pas zou komen. Na een korte carrière als zanger op een cruiseschip stortte hij zich met bravoure op de booming business van die tijd: de bouw. Hij bouwde en verkocht eerst een paar, daarna duizend en vervolgens bijna vierduizend (!) appartementen bij Milaan. De benodigde miljoenen voor de investeringen stroomden binnen via 22 en later 38 holdings, en meer dan honderd bedrijven, zo illustreerde onderzoeksjournalist Marco Travaglio met Elio Veltri in L’odore dei soldi (De geur van geld, 2001), waarin hij zich onder meer baseerde op een rapport van een medewerker van de Italiaanse centrale bank en van het hoofd van de Dia, een antimaffiaeenheid van justitie. De geldstroom was moeilijk reconstrueerbaar. De bedrijven stonden op naam van ‘stromannen, gepensioneerden, chronische en terminale zieken’ en ze verdwenen vaak net zo snel als ze waren opgericht. Veel geld zou contant zijn binnengebracht. En in zulke grote hoeveelheden dat  complete  vrachtwagens het moeten hebben vervoerd. Het rapport van de centrale bank-medewerker sprak van een bedrag van minstens 115 miljard lire in de jaren tachtig (een waarde van minstens 125 miljoen euro omgerekend naar 2002) dat verscheen op de balans van Berlusconi’s Fininvest imperium vol holdings, waarvan de herkomst absoluut niet traceerbaar was. Het betrof onder meer stortingen van nooit geïdentificeerde Zwitserse investeerders, achter wie menigeen de hand van de Siciliaanse maffia vermoedde, maar tot nu toe is dat nog niet voor een rechtbank bewezen.

Toch bleven deze maffiatheorieën hardnekkig. Ze werden in 2015 nog steeds onderzocht door justitie en journalisten. En zelfs Berlusconi’s voormalige medestanders begonnen ze te onderschrijven. Ook Berlusconi’s meest trouwe nieuwslezer, de man die met de vuist op tafel slaand Berlusconi altijd verdedigde tegen aanvallen. Deze Emilio Fede sprak er in 2012 over tegen zijn personal trainer, die het gesprek stiekem opnam. Op een bankje in de door Berlusconi gebouwde wijk Milano 2 zei de tv-anchorman die is veroordeeld voor het leveren van minderjarige meisjes aan Berlusconi en daartegen in beroep ging: ‘Kijk, Milano 2 is een prachtige plek, maar toen Berlusconi eraan begon had hij geen cent. Het geld kwam van de maffia via Marcello Dell’Utri.’ En hij herhaalde: ‘Het echte verhaal achter het verhaal Berlusconi is…mafia, mafia…geld, mafia, geld’ […] ‘Er is of er is geweest een investering van maffioos geld’. Justitie is in bezit van deze audio-opname, maar Fede ontkent nu dat hij dit zo bedoeld heeft en dat de opnames zijn gemanipuleerd.

 Berlusconi’s eerder genoemde plaaggeest, de journalist Marco Travaglio, bleef in zijn boeken, krantenstukken en op de Italiaanse tv voortdurend goed met justitiële rapportages onderbouwde vragen stellen over Berlusconi’s vermeende maffiabanden. Zo waren er vragen over de bank waar Berlusconi’s vader Luigi tot midden jaren zeventig algemeen directeur was, de kleine Banca Rasini in Milaan, die volgens diverse bronnen maffiageld zou hebben witgewassen. Berlusconi zelf zou er veel rekeningen hebben, kreeg er zijn eerste leningen en garantstellingen, maar ook maffiabazen als Toto Riina en Bernardo Provenzano waren klant.

Ook waren er vragen over een vermeende maffioos die Berlusconi van 1973 tot 1975 inhuurde als stalknecht in zijn Milanese villa Arcore, die maar liefst 145 kamers telde. Deze Vittorio Mangano was er niet voor de paarden, zo wist men, maar om Berlusconi en zijn kinderen te beschermen tegen kidnapping. Ontvoeringen van rijke zakenlieden vonden in de jaren zeventig en tachtig vaak plaats in Noord-Italië. Stalknecht Mangano was volgens kroongetuigen van Justitie echter meer dan een beschermer van Berlusconi. Hij was een bruggenhoofd van de Siciliaanse maffia in Noord-Italië, een man die handelde in drugs en die geweld niet uit de weg ging. Berlusconi zou bescherming door de maffia boven politiebescherming hebben verkozen. Hij zou volgens journalist Travaglio Mangano hebben ingehuurd via Marcello Dell’Utri, de latere directeur van Berlusconi’s reclamebedrijf Pubitalia, die in die periode ook in de villa van Berlusconi woonde. Deze Dell’Utri zou later ook voor Berlusconi Forza Italia (Hup Italië) opzetten en namens deze partij zitting nemen in het parlement. In 2014 werd Dell’Utri veroordeeld voor banden met de maffia. Hij vluchtte begin april 2014 naar Libanon om zijn definitieve veroordeling bij de Hoge Raad te ontlopen. Op 12 april werd hij gearresteerd en vervolgens voor zeven jaar vastgezet in de gevangenis van Parma. Ook Mangano draaide de cel in, maar al veel eerder. Hij werd uiteindelijk in 2000 definitief twee keer tot  levenslang veroordeeld vanwege twee moorden, deelname aan de mafia en drugshandel. Hij stierf drie dagen na het vonnis in zijn cel.

Berlusconi bleef altijd volhouden dat hij niets wist van Mangano’s vermeende relaties met de maffia. In een interview op 8 april 2008 omschreef Marcello Dell’Utri Mangano als ‘een grote man’ die een gevangenisstraf kreeg omdat hij weigerde valse verklaringen tegen Berlusconi af te leggen. Berlusconi ondersteunde die verklaring op tv: ‘Marcello Dell’Utri heeft gelijk. Mangano is een held, omdat hij nooit iets over mij heeft verzonnen.’

De vermoorde officier van justitie Paolo Borsellino, die de maffia samen met magistraat Giovanni Falcone eind jaren tachtig een harde slag toebracht door honderden maffiosi voor jaren achter de tralies te krijgen, was al vroeg overtuigd van Mangano’s rol als tussenpersoon van de maffia in Noord-Italië. Op 19 mei 1992 al, in het laatste interview voor zijn dood, noemde hij diens naam. Hij stelde dat de maffia banden had met financiers en met zakenlieden in Noord-Italië en dat Mangano de link was. Twee maanden na dit (toen nog niet uitgezonden) interview werd Borsellino tot grote schrik van heel Italië met vijf van zijn lijfwachten omgebracht door een gigantische autobom die voor zijn huis ontplofte. 57 dagen eerder was zijn collega-antimaffiastrijder Giovanni Falcone al opgeblazen. Acht jaar lang was het tv-interview met Borselino zoek. Toen in 2000 een kopie werd teruggevonden deed Dell’Utri er alles aan om te voorkomen dat het op tv zou worden uitgezonden. Uiteindelijk werd het interview op een avond om elf uur, niet bepaald primetime, vertoond. Vreemd genoeg leidde het nauwelijks tot debat. En dat terwijl Borsellino bevestigde dat het openbaar ministerie onderzoek deed naar de relatie tussen Mangano en Berlusconi, tussen de maffia en een ex-premier die op het punt stond opnieuw premier te worden.

Na de moord op de rechters Falcone en Borsellino in 1992 volgden nog meer aanslagen in Rome, Florence en Milaan. De schok was zo groot dat premier Carlo Azeglio Ciampi, zo vertelde hij later, vreesde voor een staatsgreep. Justitie nam in de jaren erna aan dat die maffiose aanslagen waren bedoeld om via terreur een lichter gevangenisregime en andere voordelen voor de maffia af te dwingen. Maar dat kon niet alles zijn, zeker niet omdat de aanslagen ineens ophielden, eind 1993. Het OM in Palermo kwam de afgelopen jaren geleidelijk tot de overtuiging dat er een akkoord moet zijn gesloten tussen hogere politieke machten en de maffia tijdens de zogenaamde trattativa, de onderhandeling. Maffiabaas Totò Riina zou daarbij mogelijk zijn geofferd, omdat hij met zijn bomaanslagen te gevaarlijk werd. Hij werd op 15 januari 1993 gearresteerd en al snel opgevolgd door Bernardo Provenzano, bijgenaamd Binnu u tratturi (Binnu de tractor) omdat hij iedereen die hem in de weg stond onverstoorbaar vermorzelde. De aanslagen stopten daarop plotseling en een nieuwe partij won bij de verkiezingen begin 1994 tot ieders verrassing alle zestig Siciliaanse zetels voor de senaat in Rome. Die partij was Forza Italia van Silvio Berlusconi.

 Of de hierboven geschetste en vaak door justitie onderzochte en door journalisten beschreven scenario’s tot in de details kloppen heeft tot nu toe geen Italiaanse rechtbank weten vast te stellen, omdat veel processen nog voortduren of voortijdig zijn verjaard. Maar ineens presenteerde Berlusconi zich als kandidaat-premier en hij wist het nog te worden ook. Hoe en waarom?

 

*** Una storia Italiana

In die vroege jaren negentig was Silvio Berlusconi uitgegroeid tot een van de machtigste zakenmannen van Italië: eigenaar van een supermarktketen, de voetbalclub AC Milan, een verzekeringsbedrijf, een bank, een bouwconglomeraat, drie commerciële landelijke televisiezenders, een uitgeverij, kranten en een reclameconglomeraat. De Italianen konden werkelijk voor elke consumptieve wens bij Berlusconi terecht. Maar tegelijkertijd had zijn bedrijf enorme schulden door de vele investeringen met leningen die hij dankzij zijn goede contacten gemakkelijk kreeg. Tot overmaat van ramp dreigde politici hem een of twee van zijn wel zeer rendabele commerciële zenders af te nemen.

Ook Italië ging gebukt onder een diepe crisis. Het steekpenningenschandaal Tangentopoli (steekpenningenstad) bracht sinds 1992 meer dan drieduizend politici, ambtenaren en ondernemers in de beklaagdenbank. Het volk had het vertrouwen in de politiek totaal verloren. Berlusconi, die vooral dankzij de politieke bescherming van de inmiddels naar Tunesië gevluchte ex-premier Bettino Craxi zijn media-imperium had kunnen opbouwen, vreesde ook te worden vermalen in de Operatie Schone Handen. Er waren vragen rondom zwarte fondsen en door hem betaalde steekpenningen. Berlusconi was angstig: ‘Als ik niet de politiek in ga, sturen ze me de gevangenis in en laten ze me failliet gaan,’ zou hij hebben gezegd, volgens de voormalige hoofdredacteur van zijn krant Il Giornale. Tussen juni en oktober 1993, maar misschien zelfs al een jaar eerder, ontstond zijn plan om een partij op te richten. Dit gebeurde tijdens vergaderingen in het noorden met andere ondernemers, en tijdens door Marcello Dell’Utri gecoördineerde bijeenkomsten met Sicilianen.

Alles werd in gereedheid gebracht voor de politieke entree van Berlusconi, die in het vacuum wilde duiken dat de ineenstortende corrupte politieke partijen achterlieten. Veel van de managers van zijn bedrijf Fininvest in heel Italië werden omgeschoold tot aspirantpolitici. Hij betrad il campo, het veld, het strijdtoneel, zoals hij het in voetbaltermen noemde. De machtige marketingafdeling van zijn reclamebedrijf Pubitalia, geleid door Dell’Utri, organiseerde de op Amerikaanse leest geschoeide campagne. Op 26 januari 1994 stuurde Berlusconi een videoband naar de Rai, naar zijn eigen drie zenders en naar persbureau Reuters. Het filmpje werd op alle Italiaanse kanalen uitgezonden. De mediamagnaat mobiliseerde al zijn in de jaren daarvoor verzamelde tv-macht.

In een Amerikaanse huiselijke setting, neokoloniaal houten bureau, boekenkast op de achtergrond, foto van de familie binnen handbereik, verleidde hij de kijker met de mededeling dat hij niet anders kon dan ingrijpen nu het land werd geteisterd door een steekpenningenschandaal. Hij zat daar al als de nieuwe premier.

Dit is wat hij zei: ‘Italië is het land waar ik van hou. Hier heb ik mijn wortels, mijn hoop, mijn horizon. Hier heb ik geleerd, van mijn vader en van het leven, hoe een ondernemer te zijn. Hier heb ik mijn passie voor vrijheid opgebouwd […] Nooit zo hard als op dit moment heeft Italië mensen met een zekere ervaring nodig, met hun hoofd stevig op hun schouders, capabel om het land een helpende hand te reiken en de staat te laten functioneren. […] Als we het politieke systeem willen laten werken is het noodzakelijk dat er “een poule van vrijheid” ontstaat als oppositie tegen het linkse kartel. Een verbond dat het beste naar zich toe weet te trekken van een Italië dat eerlijk, redelijk en modern is. […] Ik zeg jullie, we kunnen, nee, ik zeg jullie, we moeten voor ons en onze kinderen een nieuw Italiaans wonder realiseren!’ Mooie woorden dus. Berlusconi wist hoe hij zich moest presenteren en hoe hij zijn mediaimperium moest inzetten.

Noord- en Zuid-Italië vielen als een blok voor Berlusconi en voor zijn partij Forza Italia, een na veel marktonderzoek uitgekozen partijnaam die zijn liefde voor Italië, zijn verwantschap met de voetbalminnende volkse Italiaan en zijn optimisme uitstraalde. Berlusconi realiseerde daarnaast een onmogelijk geacht bondgenootschap met andere politieke nieuwkomers. Hij verleidde Umberto Bossi van de Lega Nord, die Noord-Italië wilde afscheiden. En hij liet hem in een coalitie op wonderbaarlijke wijze samenwerken met diens tegenpool, de neofascist Gianfranco Fini, die juist voor een sterke centrale staat was en druk doende was om zijn partij salonfähig te maken. Vijftig managers uit Berlusconi’s eigen bedrijf kwamen in de Kamer. Berlusconi werd premier. En de Italianen geloofden in hem.

Het werd een flop. Al een halfjaar later viel zijn kabinet vanwege een pensioenhervorming die Bossi niet wilde accepteren. Berlusconi voelde zich verraden. Er volgde een ‘tocht van zeven jaar door de woestijn’, zoals hij het later omschreef. Een periode waarin hij als ondernemer failliet dreigde te gaan, vervolgd werd, maar waar hij zich glansrijk doorheen knokte.

Opnieuw wist hij zich te verzekeren van de steun van Bossi en Fini. En in 2001 vonden alle Italianen in hun brievenbus het fotoboek Una storia Italiana (Een Italiaans verhaal), waarin alle successen werden opgesomd van de opnieuw geslaagde zakenman Silvio Berlusconi. Hij presenteerde zich zoals de Italianen iemand graag zien: als familieman, als voetbalfan, als succesvol ondernemer, als aanbidder van schoonheid en als rationeel zakenman die het land zou kunnen leiden als een bedrijf.

Weer won hij – met overmacht zelfs – in de senaat en in het Huis. Hij had alle kaarten in handen om Italië echt te veranderen. Maar vrijwel direct toonde hij zijn ware gezicht. Binnen een paar maanden had hij boekhoudkundige fraude uit het wetboek van strafrecht geschrapt. Binnen een jaar werd het voor justitie moeilijker om belastende informatie uit het buitenland te halen. De staat subsidieerde later de aanschaf van decoders voor digitale tv, waarin zijn bedrijf vooropliep. Hij schafte het successierecht af, wat zijn rijke vrienden goed uitkwam. Hij voerde zijn eigen immuniteit in, redde zijn zender Rete 4 van opheffing door een rechterlijk bevel te negeren.

In de jaren erna volgden nog vele wetten die toegesneden waren op zijn eigen bedrijf of de juridische bescherming van hem en zijn vrienden. Hij verdedigde zich tegen rechters die hem vervolgden voor belastingontduiking, fraude en corruptie door de rechtszaken zo lang mogelijk te traineren en verjaringstermijnen wettelijk in te korten. Hij strafte journalisten die te kritisch waren door hen hun programma bij de Rai te ontnemen. Hij probeerde in de laatste jaren al te kritische kranten zelfs hun reclame-inkomsten te ontnemen, door bevriende ondernemers op te roepen niet meer in die kranten te adverteren.

Berlusconi zat zijn tegenstanders dus flink dwars, maar hij zorgde goed voor wie hem steunde en hij kwam ook beloftes na. En zo bewaarde hij de eendracht om hem heen. Hij schafte de onroerendgoedbelasting af, hij bood belastingontduikers tot drie keer toe de kans voor een habbekrats in het reine te komen met de fiscus. En op tv en in de omgang met kiezers en partijgenoten bleef hij moppen tappen. Hij zou er tweeduizend uit zijn hoofd kennen. Volgens Simone Barillari, die er een studie van maakte, zou hij elke dag een aantal moppen aangereikt krijgen door zijn medewerkers die daar naarstig jacht op maakten. Berlusconi zou ze lezen en beoordelen. Hij zou ze bewerken en testen op medewerkers. Als die lachten, werden ze goedgekeurd en gebruikt.

In Il re che ride (De koning die lacht, 2010) stelt Barillari dat Berlusconi geen nar is die politicus werd, maar een politicus die de grap als communicatiemiddel gebruikte om zijn boodschap over te brengen. Volgens Barillari hadden de moppen van Berlusconi een therapeutische functie, of waren ze bedoeld om een concept neer te zetten. Vaak hadden ze een moraal. ‘Berlusconi gebruikt de grap om publiekelijk te zeggen wat hij denkt, zonder ervoor te hoeven boeten,’ aldus Barillari. Voorbeeld: God de vader komt met zijn arm om Berlusconi naar buiten en zegt: ‘Silvio, je idee om het paradijs om te vormen tot een beursgenoteerd bedrijf lijkt me fantastisch.’ Volgens Barillari is met Berlusconi de humor omgebogen van een wapen tegen de macht tot een beleidsinstrument van de regering. De gewraakte ‘grap’ over de Amerikaanse president Obama –  ‘Barack Obama? È Giovane, bello e abbronzato’ (Barack Obama? Hij is jong, mooi en lekker gebruind) – moet ook in dit kader worden bezien. Het was puur racisme, maar als een grap gebracht. Geen rechter die eraan dacht Berlusconi te vervolgen.

Geert Wilders had zich veel ellende kunnen besparen als hij de op de grap gebaseerde strategie van Berlusconi zou hebben toegepast. Pim Fortuyn, die in Italië begraven ligt en wiens begrafenis in 2002 mijn eerste reportage als correspondent vanuit Italië was, realiseerde zich dat hij veel van Berlusconi kon leren. Hij sprak vaak over hem en had in Italië ook zijn bewondering voor Il Cavaliere kenbaar gemaakt. Stampa-journalist Massimo Grammelini, die Berlusconi aanvankelijk als sportjournalist (bij Milan) en later als politiek verslaggever volgde, schreef: ‘Berlusconi bleef me aan het lachen maken en bleef me angst inboezemen. Uiteindelijk beangstigde hij me meer dan dat hij me liet lachen.’

In 2004 trakteerde Berlusconi zichzelf op een facelift en nieuwe haren. Voor het eerst kwam een mannelijke politicus er openlijk voor uit dat hij zich had laten opknappen. Zijn partijgenoten vonden dat getuigen van zijn eerlijkheid en moed. Het baatte niet echt, omdat Berlusconi in de vijf jaar van zijn premierschap Italië niet had weten te liften. De Italianen waren teleurgesteld. De teruggekeerde voorzitter van de Europese Commissie, Romano Prodi, stond als het redelijke alternatief ver voor in de peilingen. Iedereen dacht dat Berlusconi daarmee was afgeschreven. Maar hij streed het voorjaar van 2006 voort met een indrukwekkende verkiezingscampagne waarin hij al zijn mediamacht inzette en Prodi uiteindelijk net niet versloeg. Berlusconi accepteerde zijn nederlaag niet. Hij bleef bijten en vechten. Onmiddellijk na de verkiezingsuitslag verklaarde hij de tellingen onrechtmatig. Hij organiseerde een gigantische demonstratie op het Piazza San Giovanni in Rome, waar we later nog langskomen. Het was een protestactie tegen het ‘niet eerlijk gekozen’ kabinet-Prodi, dat overigens al na anderhalf jaar sneuvelde door onderling gekibbel en gebrek aan steun in de senaat.

 

*** De val

In de lente van 2008 kon Berlusconi dankzij dit falen van de centrumlinkse Romano Prodi opnieuw het premierschap naar zich toetrekken. Twee maanden lang bezette hij weer alle televisiekanalen. Agressiever dan ooit. Hij liet zich overal interviewen, brak telefonisch in bij programma’s. Onder grote druk van zijn bondgenoten verdwenen alle politieke talkshows tijdelijk van het scherm, waardoor kritisch debat onmogelijk werd. Zijn verkiezingsprogramma was doelbewust simpel. Hij zwoer een einde te maken aan het vuilnisschandaal rond Napels, waar het door de Camorra geïnfiltreerde regiobestuur er niet meer in slaagde de rommel van straat te halen. Daarnaast beloofde hij de noodlijdende nationale vliegmaatschappij Alitalia te redden, en vooral uit buitenlandse handen te houden. Hij verweet het centrumlinkse kabinet-Prodi deze ‘noodtoestanden’ niet daadkrachtig te hebben aangepakt. Hij presenteerde zich dus als de kandidaat-premier van een ‘doenerskabinet’, als een verlosser, en hij won. Alweer.

Nog nooit was zijn parlementaire meerderheid zo groot en nog nooit verspeelde een politicus zijn riante positie zo snel. Het ene na het andere corruptieschandaal rondom partijgenoten barstte los. Drie ministers moesten aftreden en Berlusconi’s voorliefde voor jonge meisjes kwam in de openbaarheid. De bunga bunga-seksfeesten in de tot een nachtclub omgebouwde kelder van zijn huis bij Milaan. De verhalen over ontblote jonge dames, aangespoord door een in verpleegstersuniform geklede vrouwelijke parlementariër. Het wulpse gekrul rond danspalen. Het geld en de cadeautjes voor de jonge meisjes. Rubygate, de kwestie met het minderjarige Marokkaanse meisje met wie hij tegen betaling zou hebben geslapen. Kortom, zijn verslaafdheid aan deze cene elegante (elegante diners), zoals hij ze eufemistisch noemde, maakte duidelijk dat hij chantabel was. Als premier kon hij niet meer geloofwaardig en doortastend optreden.

Zijn bondgenoot Gianfranco Fini vond het genoeg en brak met Berlusconi, die daardoor in december 2010 politiek leek te sneuvelen. Maar zijn overgebleven aanhang beschermde hem te vuur en te zwaard. ‘Als hij valt, eindigen we allemaal in de cel,’ zo verwoordde een van hen hun angst. Precies zoals hij ten tijde van de Operatie Schone Handen begin jaren negentig zou hebben gezegd en dus maar de politiek was ingegaan. Zijn bondgenoten realiseerden zich dat ze hun rijkdom aan hem te danken hadden en bleven achter hem staan. Ze hadden hem gesteund in zijn strijd tegen justitie en hij had hen daarvoor altijd beloond. Dat zou nu ook gebeuren, wisten ze. En dat is volgens Corriere della Sera-columnist Sergio Romano precies de reden dat Berlusconi zijn beloften van een beter Italië nooit kon waarmaken. De coalitie- en partijgenoten die hem door de jaren beschermden, wilden ook altijd terugbetaald worden. Grote hervormingen waren mede daardoor onmogelijk.

Met mooie beloftes wist Berlusconi ook in 2010 genoeg parlementariërs in zijn kamp terug te lokken om verder te kunnen regeren. Mede dankzij de steun van Umberto Bossi van de Lega Nord. Die moest wel. Zonder hulp van Berlusconi zou hij zijn ter discussie staande leidersrol binnen zijn eigen partij verspelen. Dankzij een lening van Berlusconi was het faillissement van de partijbank van Lega Nord eerder voorkomen.

Nog een jaar sleepte het kabinet zich van schandaal naar schandpaal. Dat Italië in een crisis zat ontkende Berlusconi gewoon. Intussen werd Il Cavaliere de risee van de internationale politiek, totdat de markten keihard het vertrouwen opzegden. Niet zomaar. Er duiken steeds meer aanwijzingen op dat de Italiaanse president Giorgio Napolitano het genoeg vond en dat hij in overleg met buitenlandse regeringen achter de schermen zou hebben gewerkt aan de val van Berlusconi. Oud-eurocommissaris Mario Monti zou al vijf à zes maanden voor zijn aantreden als premier in het geheim door Napolitano zijn aangezocht en klaargestoomd voor zijn toekomstige rol, zo suggereerde de Amerikaanse journalist Alan Friedman in zijn boek Ammazziamo il Gattopardo (Laten we de Tijgerkat doden, 2014). President Napolitano ontkende dit in een ingezonden brief aan de Financial Times. Maar zeker is dat Mario Monti zich in 2011 ineens steeds meer in het publieke debat mengde. Hij schreef grote stukken in de Corriere della Sera over hoe Italië kon worden gered van de ondergang.

Toen de rente op Italiaanse schuldpapieren extreem veel hoger werd dan die op Duitse of Nederlandse, dreigde de staatsschuld van het land onbetaalbaar te worden. Ingrijpen was onvermijdelijk. In augustus 2011 stuurde de president van de Europese Centrale Bank een brief naar de Italiaanse regering, een dictaat met wat moest gebeuren. In de loop van het najaar van 2011 werd Berlusconi geleidelijk gedwongen tot aftreden. De Italianen werden zo goed als onder curatele gesteld van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het IMF. Mario Monti trad aan. Opnieuw in de geschiedenis hadden de Italianen zich twintig jaar lang in de luren laten leggen door een sterke man die hun een rad voor de ogen had gedraaid. Na de droom die Mussolini hun tussen 1920 en 1943 voorhield bleek ook de idylle van Berlusconi uiteindelijk van bordkarton. Umberto Eco, de beroemde Italiaanse historicus, schreef: ‘Ik hou van politieke experimenten, maar jammer dat ze altijd in Italië moeten plaatsvinden.’

 

Waarom kwam Berlusconi zo ver, is de vraag die me de afgelopen jaren het meest werd gesteld. Het wordt tijd om deze vraag hier te beantwoorden.

Silvio Berlusconi deed altijd wat hem goeddocht. En hij deed dit onder het mom van ‘de vrijheid’. Niet de vrijheid om iets te doen, maar de vrijheid (of bevrijding) van de controlerende, blokkerende en bureaucratische overheid waaraan zoveel Italianen een broertje dood hebben. De kiezers die op hem stemden noemde hij vanaf 2008 ‘Volk van de Vrijheid’. Hij durfde ook te doen waar anderen van droomden. Zijn harem sloot aan bij die diepste verlangens van veel Italiaanse mannen. Ze verdedigden hem tegen te veroordelende journalisten: ‘Een premier heeft ook recht op privacy.’ Grenzeloos was ook de manier waarop hij het voorgeschreven decorum doorbrak. Hij was de antipoliticus die het volk met zijn ondeugende narrengedrag verleidde. Door kiekeboe te spelen met Angela Merkel, door twee vingers op te steken achter het hoofd van een bevriend staatshoofd. Hij stak zijn hand uit naar een televisiepresentator en zei: ‘Ruik eens… dit is de geur van heiligheid.’ Dat sprak aan. Zijn tomeloze ambitie, zijn zucht naar macht en zijn wil geliefd te zijn, dreven hem na elke tegenslag weer voort. ‘Meno male che Silvio c’è!’ (Maar goed dat Silvio er is), luidde zijn partijhymne. Tomeloos was ook zijn bereidheid regels te overtreden, tegenstanders te intimideren en bondgenootschappen te sluiten die het land benadeelden en hemzelf vooruithielpen.

Het volk dat hem democratisch had gekozen beschouwde hij als zijn verdedigingsschild tegen de rechterlijke macht. Dat hij door het volk tot premier werd gekozen was voor hem als een vrijspraak van elke aanklacht waar ‘benoemde technocraten’ als rechters niets aan konden of mochten veranderen. De Zonnekoning, Napoleon, Julius Caesar, Jezus Christus – geen vergelijking ging hem en zijn aanhangers te ver om zijn uitzonderlijke kwaliteiten als mens, zakenman en leider te roemen. Hij mikte op een directe emotionele relatie met ‘het volk’.

 

Maar waarom bleven Italianen hem steunen, werd me vervolgens altijd gevraagd. Waarom kwamen ze niet tot inkeer?

Berlusconi’s aanhang is altijd breed en divers geweest. Hij kreeg steun van miljoenen kleine zelfstandigen die zo min mogelijk bemoeienis van de staat wilden. Van de werklozen in het zuiden, die meenden dat alleen een sterke leider als Berlusconi hun lot kon verbeteren. En van veel laagopgeleide katholieken, die bang waren dat de linkse ‘communisten’ euthanasie, stamcelonderzoek en reageerbuisbaby’s zouden toestaan, of erger nog: ellende, terreur en dood zouden brengen, zoals Berlusconi hun wilde doen geloven. Maar Berlusconi’s grootste aanhang was te vinden onder televisiekijkend Italië. Als eigenaar van drie commerciële stations en controleur van staatszender Rai kon hij de Italianen zonder meer indoctrineren. Hoe meer een Italiaan naar tv keek, hoe groter de kans was dat hij op Berlusconi stemde, constateerden onderzoekers. Wie naar de zenders van Berlusconi keek, was nog meer geneigd op hem te stemmen. Niet alleen omdat Berlusconi tijdens verkiezingscampagnes veel vaker op tv was dan zijn opponenten, maar ook omdat hij de droom van rijkdom, beroemdheid en luxe personifieerde die zijn commerciële tv-stations al twee decennia lang hadden gepromoot, zo stelde Berlusconi-biograaf Alexander Stille in zijn boek The Sack of Rome (2006).

Volgens Stille presenteerde Berlusconi zichzelf als tegenstander van het establishment, ook al maakte hij er zelf al decennia deel van uit. Met zijn grappen en soms vulgaire taalgebruik wist hij een groot deel van het volk ervan te overtuigen dat hij een van hen was. In Berlusconi’s wereld van showpolitiek bestond geen slechte publiciteit, schreef Stille. Alleen de kijkcijfers telden. Boekjes over de berlusconades, de politiek incorrecte uitspraken van de premier, bedoeld om hem in diskrediet te brengen, deden zijn faam onder het anti-establishment alleen maar groeien.

De grootste schandalen waarin hij verwikkeld was wist Berlusconi van het scherm te houden. Zijn motto was: ‘Iets bestaat pas als het op tv is geweest.’ Hij was daar zo van overtuigd dat zijn eigen uitgeverij Mondadori zonder problemen boeken van zijn critici uitgaf. Ook Gomorra van Roberto Saviano werd in eerste instantie uitgegeven door Berlusconi. Hij gaf zijn tegenstanders de ruimte van het woord, maar niet van het beeld op tv. Want het beeld, zo zagen we al eerder, dat is doorslaggevend in Italië en dat controleerde Berlusconi met ferme hand. Werd de kritiek van justitie en journalistiek hem te heftig, dan koos Berlusconi steevast voor de aanval via een videoboodschap op het scherm. Of via een slim uitgekiende campagne, bijvoorbeeld na de aardbeving van L’Aquila, toen hij zich met een brandweerhelm het rampgebied in spoedde. Dat Berlusconi de tv controleerde baarde zijn aanhangers geen zorgen. Zijn mediamacht werd weggeredeneerd. Anderen zouden die ook hebben. Oud-Fiat-eigenaar Giovanni Agnelli was toch ook politiek actief als senator en die had toch ook een uitgeverij en kranten? Bovendien, zo zeiden zijn aanhangers vaak als ik ze ernaar vroeg, Berlusconi had de commerciële tv-stations al voordat hij de politiek in ging en zou ze nooit gebruiken om reclame voor zichzelf te maken.

De bewondering voor Il Cavaliere was onder zijn aanhang bijna grenzeloos. ‘Hij is groots, welk meisje zou niet met hem meegaan?’ zei een vrouwelijke kroegbaas me eens. Veel aanhangers omschreven Berlusconi als fascinerend, innemend, rijk, machtig. De democratie, zo zeiden ze, functioneert niet. De buitenlanders vormden een gevaar. De bandeloze jeugd, de school, het niveau van de lessen, alles werd slechter. Alleen een sterke leider kon dit proces keren. Dat Berlusconi faalde lag volgens zijn aanhang aan de tegenwerking die hij ondervond van de bureaucratie.

Berlusconi herhaalde dat zelf ook keer op keer. Hij vond ook dat hij nog te weinig macht had. Als iemand kritiek had op zijn beleid, op het uitblijven van het door hem beloofde economische wonder, op de snelwegen die er niet kwamen, dan wees hij steevast op de stroperigheid en logheid van de instituties en op de beperkingen die de EU oplegde.

Zijn aanhangers deelden zijn kritiek op de bureaucratie. Ze voelden zich slachtoffer mét hem. Een fan van Berlusconi die ik sprak had van het niet-functioneren van de overheid zelfs zijn werk gemaakt. Hij had een kantoor dat rijbewijzen regelde. Hij en zijn zoon gingen voor klanten in de rij staan bij de totaal vastgelopen rijksdienst voor het wegverkeer, de motorizzazione. Particulieren, vertelde deze man me, staan machteloos tegenover de ambtenaren, die vaak pas in actie komen als er een envelop met inhoud wordt overhandigd. Zelf betaalde hij geen steekpenningen, bezwoer hij me. Hij was meer van de harde hand. Hij zei soms de carabinieri op een ambtenaar af te sturen. En als dat niet hielp, pochte hij, stelde hij de onwillige ambtenaar een nachtelijke ontmoeting met een knokploeg in het vooruitzicht.

Dit soort Italianen die zelf uitwegen zochten uit het bureaucratische Italiaanse labyrint – en daar zijn er een heleboel van – vergaven Berlusconi veel, omdat hij zei de bureaucratie te willen aanpakken. Zij bagatelliseerden zijn voorliefde voor jonge meisjes tot op het allerlaatst. Er waren simpelweg te veel echt grote problemen die aangepakt moesten worden om de leider met dit soort futiliteiten lastig te vallen, vonden ze. Veel aanhangers weigerden domweg te geloven dat hij gebruikmaakte van de diensten van prostituees. ‘Berlusconi is de baas van grote bedrijven, heeft miljarden. Zo iemand hoeft toch niet te betalen voor liefde?’ zo verwoordde zo’n aanhanger zijn ongeloof. Het argument was ook vaak: così fan tutte (iedereen doet het). De kroegen zitten vol met mannen die overspel plegen. De kwestie-Ruby was voor de aanhangers domweg niet interessant. Het enige wat Berlusconi’s aanhang hem verweet was dat hij zich had laten betrappen. Dat hij zich altijd had gepresenteerd als een familieman botste niet met de ontboezemingen over zijn overspel, vond men. ‘Blijkbaar is het niet goed gegaan in het gezin Berlusconi,’ opperde een vrouwelijke fan. Berlusconi-gezinde kranten suggereerden dat echtgenote Veronica een affaire met haar lijfwacht had gehad en dat Silvio zijn vertier dus wel buiten de deur moest zoeken. En dat werd graag geloofd.

Op de eerdergenoemde vermoede relaties van Berlusconi met de maffia reageerde zijn aanhang steevast met de juiste opmerking dat er niks was bewezen. De meesten hadden er wel over gehoord, keurden het af als het waar zou zijn, maar dat was simpelweg nog niet gebleken. Ze voegden er vaak vergoelijkend aan toe dat het niet zo makkelijk is om in Italië schone handen te houden. Een vrouw vertelde: ‘Ik weet niet of het waar is, maar als het waar is, ben ik het er niet mee eens.’ Dat is ook precies de reden waarom Berlusconi nooit heeft willen antwoorden op vragen van justitie over die vermeende maffiabanden. Harde bewijzen zouden hem wel degelijk heel veel stemmen hebben gekost. Maar toch ook weer niet alle stemmen.

Een aanhanger van Berlusconi wees me op artikel 1 van de grondwet, dat stelt dat de Italiaanse democratie is gebaseerd op arbeid. Dat is onjuist, zei hij. ‘De Italiaanse democratie is gebaseerd op de maffia. Zonder de hulp van de maffiabazen was het de Amerikanen nooit gelukt om in de Tweede Wereldoorlog Sicilië en vervolgens Italië te bevrijden. De maffia wees de Amerikanen de weg op Sicilië en vocht mee.’ Deze theorie wordt ook door historici erkend. Volgens verschillende typisch Italiaanse samenzweringstheorieën is de maffia daarvoor zelfs terugbetaald. Ze zou lange tijd met rust zijn gelaten en kon zo haar macht uitbreiden en de politiek infiltreren. Het Openbaar Ministerie in Palermo onderzoekt, zoals gezegd, het vermeende akkoord tussen staat en maffia al geruime tijd. Niet alleen Berlusconi zou de georganiseerde misdaad hebben opgezocht, ook hoge linkse politici worden daarvan verdacht. En zevenvoudig christendemocratisch premier Andreotti is ervoor vervolgd en ontsprong de dans doordat de zaak verjaarde.

Over de wetten die Berlusconi veranderde om onder juridische vervolging uit te komen, oordeelden zijn aanhangers steeds weer eenduidig mild. De teneur van hun verweer was opnieuw: così fan tutte. Wie een Berlusconi-aanhanger vervolgens te lang doorzaagde over zijn steun aan Il Cavaliere en er de draak mee stak, kon op onbegrip en irritatie rekenen. Italianen, zo zei men dan, laten zich niet voor de gek houden. Zij oordelen op basis van de feiten. En soms stuitte ik op Berlusconi-adepten die überhaupt niet hadden meegekregen wat hun idool ten laste was gelegd. Simpelweg omdat zij alleen maar de media van Berlusconi volgden. Zo sprak ik een vrouw die nog niet wist dat prostituee Patrizia D’Addario een nacht met Berlusconi zou hebben doorbracht. Het nieuws was wereldwijd door alle kranten en tv-stations gebracht, maar de drie zenders van Berlusconi en de twee grootste Rai-zenders, die Berlusconi als premier controleerde, zwegen. De vrouwelijke fan reageerde verbaasd toen ik het haar vertelde en zei vervolgens iets heel belangrijks: ‘Iedereen zegt hier op tv wat anders. Niemand brengt feiten. Het zijn allemaal opinies, dat is het probleem.’ Ook de rechterlijke macht vertrouwde ze niet. ‘Rechters zijn links en politiek actief.’

In twintig jaar is Berlusconi erin geslaagd de geloofwaardigheid van onafhankelijke controle-instanties als de pers, de rechterlijke macht en zelfs de parlementaire onderzoekscommissies volledig uit te hollen, schreef ook Berlusconi-biograaf Alexander Stille. ‘Alles is gepolitiseerd. Als een bepaald orgaan tot een conclusie komt die als negatief wordt ervaren, dan wordt dit orgaan als vijandig bestempeld.’ Volgens Stille is dit niet typisch Italiaans, maar bestaat die neiging in het hele Westen. Feiten worden zeldzamer, opinies nemen toe, en twijfel, onzekerheid en wantrouwen bij het publiek groeien daardoor alleen maar. Ik ben het helemaal met hem eens. Niet alleen in Italië, maar ook in de VS en West-Europa hebben spindokters, lobbyisten en journalisten die zich van hen afhankelijk maken voor informatie en snelle nieuwtjes bijgedragen aan de opiniëring van de nieuwsstroom. Het gaat steeds meer over wie goed en fout is, niet over wat waar en onwaar is. De ‘frames’, de kadrering van de verhalen, kleuren de feiten op een manier die vaak weinig met de werkelijkheid heeft te maken. Politici, voorlichters, journalisten haasten zich er in een rat race achteraan. Berlusconi had al heel vroeg door hoe hij dit systeem in zijn voordeel kon beïnvloeden.

Natuurlijk was er door het spervuur van justitiële aanvallen op Berlusconi die werden gereflecteerd in de pers ook wel twijfel gerezen bij de aanhang van Berlusconi. Twijfel over de immuniteit die hij voor zichzelf regelde, over het verbod op afluisteren van personen die van corruptie werden verdacht. Maar als je zijn aanhangers dan vroeg of de premier na al die affaires en twijfelachtige maatregelen nog wel gezag had, antwoordde men meestal fel en gebeten, in een poging zichzelf opnieuw te overtuigen: ‘Zeker heeft Berlusconi gezag! Waarom niet? Omdat hij met een hoer meeging? Omdat hij als bouwondernemer politici omkocht om vooruit te komen? Omdat hij een rechter liet omkopen? Berlusconi wil alleen het goede voor Italië. Slechter dan nu kan het niet gaan.’ En dan volgde vaak de klapper waarmee Berlusconi-aanhangers hun steun voor Il Cavaliere motiveerden: ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.… Tja.

Een vrouw sprak: ‘Waar vind je een politicus die niet de wet heeft overtreden? De wereld is een varkensstal. Mamma mia. Laten we elkaar niet voor de gek houden. We draaien rond in de drek.’ Dit complete cynisme kwam ik vaak tegen als argument om op Berlusconi te stemmen. Mensen die al het vertrouwen in de samenleving hadden verloren, mensen die helemaal geen invloed dachten te hebben – die mensen kozen vaak voor Berlusconi. Waarom? Omdat hij zich het beste van alle politici als een slachtoffer wist te presenteren. Multimiljardair Berlusconi – en dat is de ultieme paradox – toonde zich een lotgenoot van de verliezers. Hij ging voor in de strijd tegen alles wat tegenzat. Een fictieve strijd, gevoed door frustraties. Een schimmenspel in het theater van goed en kwaad, waar uiteindelijk de mooiste, rijkste en grappigste  – hij dus – zo vaak en zo gemakkelijk kon winnen omdat feiten er niet meer toe deden.

Ondanks deze langdurige en hardnekkige steun vond de multimiljardair en mediatycoon Berlusconi uiteindelijk toch zijn Waterloo. Internationale investeerders deden, zoals gezegd samen met Monti en Napolitano, wat de Italiaanse parlementaire democratie en de Italianen niet vermochten, verlamd als het systeem was door de populist Berlusconi, zijn verleidingstrucs, zijn mediadominantie, zijn sinistere en cliëntelistische machtspolitiek en zijn afkeer van democratische instituties die hun controlerende taken uitoefenen. 

Op 16 november 2011, een jaar voordat ik aan deze wandeling begon, diende Silvio Berlusconi uiteindelijk definitief zijn ontslag in bij president Napolitano. Toen het eenmaal gebeurde konden veel Italianen het niet geloven – een nieuw tijdperk zonder hem, zonder Berlusconi? Zonder de man die Italiës deugden en ondeugden weerspiegelde, kon dat wel?

De Ridder liet Italië die dag achter zoals hij het na het steekpenningenschandaal Tangentopoli in de vroege jaren negentig had aangetroffen: angstig, vol wantrouwen, zonder veel hoop op beterschap, met een gigantische staatsschuld, doordesemd van corruptie en lijdend aan een minderwaardigheidscomplex. Op de rand van de afgrond. Maar nog wel met een goed glas wijn, lekker eten, onder een vaak stralend blauwe lucht.

Geleidelijk werd echter duidelijk dat Berlusconi niet echt was vertrokken, dat hij zo’n beschamende vernedering niet aanvaardde en dat hij opnieuw voor de strijd zou kiezen. Hij hield zich rustig, gedoogde Mario Monti, die werd aangesteld door president Napolitano en die de internationale markten en Europa binnen een maand wist gerust te stellen. Berlusconi wachtte in stilte af totdat Monti’s strenge maatregelen en hooghartige professorale gedrag de Italianen te ver zouden gaan. En dat gebeurde op 24 februari 2013. Monti haalde met zijn eigen partij niet meer dan 10 procent van de stemmen tijdens de parlementsverkiezingen. Berlusconi daarentegen zorgde opnieuw voor een grote verrassing. Zijn coalitie haalde bij de nationale verkiezingen van 2013 9,9 miljoen stemmen, zijn partij nog altijd 7 miljoen. Zijn lijstverbinding kwam maar 140.000 stemmen te kort om de grootste te worden. Berlusconi’s trukendoos had nog steeds grote aantrekkingskracht op de Italianen, zo toonde de uitslag  aan. Maar centrumlinks versloeg hem net, op de voet gevolgd door de Vijfsterrenbeweging M5S, de burgerbeweging die komiek Beppe Grillo in een paar jaar tijd op internet had weten op te bouwen.

Op die 24ste februari 2013 zou het weer even een komen en gaan van cameralieden zijn bij de dranghekken in de Via del Plebiscito. Cameraman Carlo Lombardi stond er opeens weer even niet alleen. Berlusconi deed er weer toe, zeker omdat zijn steun nodig was voor de brede coalitie van premier Enrico Letta, die na lang onderhandelen aantrad.

Het hoogtepunt van alle mediadrukte voor het huis van Berlusconi vond plaats in het bloedwarme begin van augustus 2013, toen de Hoge Raad hem definitief veroordeelde tot vier jaar gevangenisstraf wegens belastingfraude, waarvan hij er één moest uitzitten in huisarrest of via sociale dienstverlening. Berlusconi sprak opnieuw van vervolging door linkse rechters die hem politiek wilden uitschakelen en over wie hij veel eerder al eens had gezegd dat je geestelijk gestoord moest zijn om die baan te willen. Hij dreigde de stekker uit het kabinet-Letta te trekken, dat gesteund door Berlusconi’s Volk van de Vrijheid en de centrumlinkse Democratische Partij het werk van Mario Monti probeerde voort te zetten. Opnieuw moest president Giorgio Napolitano ingrijpen en de Italianen tot kalmte manen.

Alleen door grote druk van Berlusconi’s vertrouwensman Gianni Letta, oom van de centrumlinkse premier Enrico Letta, kon een regeringscrisis op de korte termijn worden voorkomen. De duizenden aanhangers van Berlusconi voor de dranghekken onder het raam van zijn villa werden gemaand zich in te houden en niet om burgeroorlog te roepen, zoals een woordvoerder van hem eerder had aangeraden. En zo werd ook in het najaar van 2013 het lot van Italië nog altijd bepaald door een al diverse keren verslagen Cavaliere, een man met een definitieve celstraf vanwege belastingontduiking en een vonnis van zeven jaar vanwege machtsmisbruik en seks met een minderjarige prostituee. Een beroep tegen die laatste straf zou hij in de zomer van 2014 tot ieders verbazing winnen en nog wel zonder dat er een heftige maatschappelijke reactie op volgde.

Op 27 november 2013 volgde een nieuwe akte in de oneindige struikelval van Berlusconi. De senaat verbande hem uit het parlement. Twee jaar lang mocht hij niet meer als politicus het volk in senaat of Kamer vertegenwoordigen. Enkele maanden later begon hij aan de straf die hem wegens belastingontduiking was opgelegd. Vier uur per week ouderen in een verpleeghuis in Milaan bijstaan. Was dit dan de definitieve mokerslag?

Nee. Berlusconi zou blijven meetellen in de politiek, al stelde hij zijn ambitie bij. Het was hem vanaf eind 2013 hoogstwaarschijnlijk niet meer om het premierschap te doen. Hij wist dat hij ook geen serieuze presidentskandidaat meer was, al had hij daar lang van gedroomd. Hij had de verjonging van zijn partij ingezet, en de oude garde het nakijken gegeven. Jongeren van zijn beweging Forza Silvio namen de macht in Forza Italia over. Wat Berlusconi betreft met maar één doel: dat hij op een respectabele manier en met enig hersteld gezag het politieke toneel kon verlaten. En dat een jonge generatie nog tot in lengte van dagen lovend over hem zou spreken. En zoals we later zullen zien had hij daartoe in het najaar van 2012 een plan laten opstellen: La rosa tricolore per vincere le elezioni 2013 (De driekleurige roos, om de verkiezingen van 2013 te winnen), zo onthulde journalist Davide Vecchi in L’intoccabile. Matteo Renzi, la vera storia (2014). Het plan mislukte. Berlusconi verloor de verkiezingen van 2013 net. Maar in 2014 zou het aantreden van premier Matteo Renzi Silvio Berlusoni verder terug in het centrum van de macht brengen. Zij het op de achtergrond, als onmisbare steunbeer van het kabinet-Renzi dat zelfs een pact met Berlusconi zou sluiten.

 

 *** Mediacratie

Berlusconi’s politieke experiment is zoals gezegd zeer relevant voor andere westerse landen. Hij was de eerste West-Europese politicus die op grote schaal marketing introduceerde in de politiek. Hij toonde duidelijk aan dat een groot deel van de burgers, de zwevende kiezers, een politicus kiest op dezelfde manier als ze consumeren en winkelen: op basis van emotionele impulsen. Op basis van sympathie, antipathie en angst, op basis van onderbuikgevoelens. Berlusconi heeft dat als reclame- en marketingman als geen ander al heel vroeg begrepen. Tv is tegenwoordig cruciaal bij het bespelen van deze sentimenten. Internet ook steeds meer, al kan het nog niet tegen de televisie op. Op basis van angst, zo toonde Berlusconi aan, kan een politicus een kiezer nog de dag voor de verkiezingen van mening laten veranderen. De democratie is hierdoor zeer kwetsbaar geworden, de lange termijn is er door uit het zicht verdwenen.

In dit mediacratische, bijna postdemocratische spel kiezen populistische politici als Berlusconi ervoor om journalisten te ontwijken. Die kunnen alleen maar kritische en potentieel gevaarlijke vragen stellen. Mijn collega’s in Rome en ikzelf kregen in de periode dat Berlusconi veel macht had nooit echt de kans om hem kritisch te ondervragen. Zelfs de Italiaanse journalisten lukte dat niet. De ene keer, in 2013, dat journalist Marco Travaglio samen met Berlusconi in een uitzending zat, wist de Ridder de journalist, die hem wederom op al zijn streken wees, onschadelijk te maken met een kleine beweging. Hij veegde de stoel waarop Travaglio voor hem had gezeten met een zakdoek schoon. Met dit minzame symbolisch gebaar had hij de lachers op zijn hand en maakte hij Travaglio’s erudiete en onderbouwde woorden ten overstaan van het grote publiek in een paar seconden onschadelijk. Opnieuw beeld dat het woord versloeg.

Ikzelf  heb Berlusconi in tien jaar correspondentschap één vraag kunnen stellen. Dat was toen voetballer Clarence Seedorf in de Nederlandse ambassade in Rome werd geridderd. Tot groot plezier van de Nederlandse ambassadeur was Berlusconi als eigenaar van AC Milan, de club van Seedorf, daarbij aanwezig. Maar bij het binnentreden van de toen vanwege seksschandalen fel onder vuur liggende premier zei de Nederlandse diplomaat: ‘Berlusconi beantwoordt geen vragen van journalisten.’ De Nederlandse topdiplomaat ging dus gewoon mee in de ontwijkingsstrategie van Berlusconi omdat het hoge bezoek anders aan hem voorbij was gegaan. Hij realiseerde zich bovendien, zo had hij me eerder al eens verteld, dat het handelsoverschot van Nederland van 8 miljard euro met Italië meer waard is dan het goede gevoel dat hij zou krijgen als hij Berlusconi de les zou lezen over zijn escapades en zijn uitholling van de rechtsstaat. Ook oud-premier Balkenende, die in Nederland het normen- en waardendebat entameerde, zei me desgevraagd op twee verschillende momenten (in 2002 op Sardinië en in 2009 in L’Aquila) dat normen en waarden tijdens zijn ontmoeting met Berlusconi niet aan de orde waren gekomen, omdat ‘institutionele kwesties’ en later ‘economische kwesties’ op de agenda stonden.

Seedorf kreeg tijdens de ceremonie in 2011 met Berlusconi waarbij hij geridderd werd de vraag hoe lang hij nog in zijn vak actief zou blijven. Toen hij daarop had geantwoord, dacht ik slim te zijn. Ik vroeg hem of hij dezelfde vraag aan premier Berlusconi wilde stellen. Seedorf weigerde zijn broodheer in verlegenheid te brengen: ‘Berlusconi is een vriend, over politiek laat ik me niet uit.’ Drie jaar later werd hij beloond voor zijn jarenlange trouw aan De Ridder: hij werd trainer van Berlusconi’s Milan. Want voor wat hoort wat. Dat dit cliëntelistische systeem niet altijd tot succes leidt, zagen we in de maanden daarna op het voetbalveld. Vriend Seedorf moest bij gebrek aan resultaten al na een paar maanden het veld ruimen.

Na mijn vraag via Seedorf aan Berlusconi ging er overigens een afkeurend gesis door de zaal. Het kwam van collega-journalisten die vonden dat ik ten onrechte had geprobeerd het feestje te bederven en de mores – dat men Berlusconi geen vragen stelt – had geschonden. Ik schrok daarvan en ontdekte dat de censurerende kracht en de dwingende gedragscodes tijdens groepsperspresentaties niet kunnen worden onderschat. Berlusconi wist daar als geen ander gebruik van te maken, zoals ook veel andere populistische politici in Italië, de VS en ook Nederland nu nog doen. Deze manipulatie van de pers blijft gevaarlijk. De verslaggever die gelooft in een controlerende rol van de journalistiek moet zich daartegen wapenen.

Maar goed. Het loopt tegen 13.00 uur. De wandeling moet worden voortgezet. Ik neem afscheid van cameraman Carlo die nog een keer waarschuwend met zijn vinger zwaait: ‘Italië is na twintig jaar berlusconisme ernstig ontwricht.’ Hij voorspelt op deze Romeinse wandeldag in het najaar van 2012 dat ook na de val van Il Cavaliere het nog decennia zal duren om van deze periode te herstellen.